< 2 Thessalonicensen 1 >
1 2 3
1)Paulus, en Silvanus,1) en Timotheus, aan de Gemeente der Thessalonicensen, welke is in2) God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus:
2)Genade3) zij u, en vrede, van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.
3)Wij moeten God te allen tijd danken over u, broeders, gelijk billijk4) is, omdat uw geloof zeer5) wast, en dat de liefde eens iegelijken van u allen jegens elkander overvloedig wordt;
4)Alzo dat wij zelven van6) u roemen in de Gemeenten Gods, over uw lijdzaamheid en geloof in al uw vervolgingen en verdrukkingen, die gij verdraagt;
5)Een7) bewijs van Gods rechtvaardig oordeel, opdat gij waardig8) geacht wordt het Koninkrijk Gods, voor hetwelk gij ook lijdt;
6)Alzo het recht is bij God verdrukking te vergelden dengenen, die u verdrukken;
7)En u,9) die verdrukt wordt, verkwikking met ons,10) in de openbaring11) van den Heere Jezus van den hemel met de12) engelen Zijner kracht;
8)Met13) vlammend vuur wraak doende over degenen, die God niet kennen,14) en over degenen, die het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus niet gehoorzaam15) zijn.
9)Dewelken zullen tot straf lijden het eeuwig verderf, van het16) aangezicht des Heeren, en van de heerlijkheid17) Zijner sterkte,
10)Wanneer Hij zal gekomen zijn, om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen, en wonderbaar18) te worden in allen, die geloven (overmits onze getuigenis onder u is geloofd geworden) in dien19) dag.
11)Waarom wij ook altijd bidden voor u, dat onze God u waardig20) achte der roeping,21) en vervulle al het welbehagen22) Zijner goedigheid, en het werk23) des geloofs met24) kracht.
12)Opdat de Naam25) van onzen Heere Jezus Christus verheerlijkt26) worde in u, en gij in Hem, naar de genade27) van onzen God en den Heere Jezus Christus.