|
1
2
3
|
1) | Paulus, en Silvanus,1) en Timotheus, aan de Gemeente der Thessalonicensen, welke is in2) God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus: |
2) | Genade3) zij u, en vrede, van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus. |
3) | Wij moeten God te allen tijd danken over u, broeders, gelijk billijk4) is, omdat uw geloof zeer5) wast, en dat de liefde eens iegelijken van u allen jegens elkander overvloedig wordt; |
4) | Alzo dat wij zelven van6) u roemen in de Gemeenten Gods, over uw lijdzaamheid en geloof in al uw vervolgingen en verdrukkingen, die gij verdraagt; |
5) | Een7) bewijs van Gods rechtvaardig oordeel, opdat gij waardig8) geacht wordt het Koninkrijk Gods, voor hetwelk gij ook lijdt; |
6) | Alzo het recht is bij God verdrukking te vergelden dengenen, die u verdrukken; |
7) | En u,9) die verdrukt wordt, verkwikking met ons,10) in de openbaring11) van den Heere Jezus van den hemel met de12) engelen Zijner kracht; |
8) | Met13) vlammend vuur wraak doende over degenen, die God niet kennen,14) en over degenen, die het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus niet gehoorzaam15) zijn. |
9) | Dewelken zullen tot straf lijden het eeuwig verderf, van het16) aangezicht des Heeren, en van de heerlijkheid17) Zijner sterkte, |
10) | Wanneer Hij zal gekomen zijn, om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen, en wonderbaar18) te worden in allen, die geloven (overmits onze getuigenis onder u is geloofd geworden) in dien19) dag. |
11) | Waarom wij ook altijd bidden voor u, dat onze God u waardig20) achte der roeping,21) en vervulle al het welbehagen22) Zijner goedigheid, en het werk23) des geloofs met24) kracht. |
12) | Opdat de Naam25) van onzen Heere Jezus Christus verheerlijkt26) worde in u, en gij in Hem, naar de genade27) van onzen God en den Heere Jezus Christus. |